Het spektakel van een lintweverij ten tijde van Philippe Hovyn…
MUSEUM VAN LINTNIJVERHEID
Het spektakel van een lintweverij ten tijde van Philippe Hovyn…
Présenté par : Olivier Clynckemaillie, Conservateur-Directeur, Délégué général
Antoine Noël Pluche (1688-1761) behoort tot diegenen dankzij wie de liefde voor wetenschap een aanzienlijke ontwikkeling kende aan het begin van de Eeuw van de Rede. Plucher, kerkvader en jansenist (strikte doctrine gebaseerd op de voorbestemming van de menselijke ziel), brengt zijn tijd door met nadenken over de mens en zijn universum en probeert dit zowel op wetenschappelijke als literaire wijze te ontcijferen in een tijdperk waarin literatuur en wetenschap nog niet in verschillende categorieën werden opgesplitst.
In deel VI van het “Spectacle de la nature”, gepubliceerd in 1746, beschrijft abt Pluche gedetailleerd en buiten elke theosofische overweging niet alleen de verschillende gereedschappen en weefgetouwen, hij staat ook stil bij de soorten vezels, het gebruik ervan en de bewegingen van de mannen die ze bewerken. Vaak terecht beschouwd als echte gegraveerde prenten die een voorproefje gaven van het werk van Diderot en d’Alembert blijken de prenten over de textielwereld aan het begin van de 18e eeuw echte goudmijnen te zijn aangezien Pluche zijn uiterste best doet om zijn onderwerp grafisch te beschrijven (dankzij graveerder Le Bas) maar ook door definities en uitleg toe te voegen. Wanneer we de gelijkaardige werken van de encyclopedieën van Diderot en d’Alembert of van Charles-Joseph Panckoucke bekijken, dienen we toe te geven dat Pluche in het deel van zijn werk dat aan beroepen uit de textielnijverheid wordt gewijd, gewag maakt van nauwkeurigheid en van een encyclopedische geest aangezien hij geprobeerd heeft uitvoerige werken te maken, ook al nam hij nog niet de kritische afstand, die zijn opvolgers wel namen.
Na een paar moraliserende passages, begint abt Pluche één van de meest interessante beschrijvingen over vezels en andere materialen om te weven, waarbij hij bijvoorbeeld de toestand van de wetenschap preciseert op het ogenblik waarop hij zijn werk schreef: “tot nog toe, kon zelfs met de beste microscopen, niet onderscheiden worden waaruit de vezels & vaten bestaan waaruit de binnenkant van dierenhuid gemaakt is en die een weefsel vormen dat stevig, rekbaar en veerkrachtig is, wijder kan worden en in alle richtingen kan krimpen.” Later weegt hij zijn vaststellingen af tegen zijn kennis: “Maar hoewel we nog in het duister tasten over de oorzaak, we zien wel het effect van vezels en draden (sic.) waaruit dierenhuid bestaat: dit effect bestaat erin het dier van een mobiele deklaag te voorzien die het beschermt tegen aanvallen van buitenaf en de soepelheid van alle onderdelen niet aantast. Dat is ook het dubbele voordeel dat de mens heeft bij al deze weefsels die hem meer of minder bedekken naargelang de vereisten van de seizoenen en die worden gebruikt om hem te vrijwaren tegen de werking van de lucht zonder hem te beperken in zijn handelingen. ”
Dit gezegd zijnde, los van elke theologische en/of epistemologische twist blijft voor de historicus van het textiel “Le Spectacle de la nature” een onmiskenbare en uiterst betrouwbare bron zowel wat de woordenschat betreft (m.b.t. op de terminologie van materialen, handelingen en operaties, de onderdelen van de motoren, enz.) als de beschrijvende en uiterst nauwkeurige prenten die de teksten met elkaar verbinden.
Meer informatie over het Museum van Lintnijverheid in Komen.